Ouderen hebben de toekomst - ouderenpsychiatrie wordt steeds boeiender! Interview met Marijke Maas-van Leeuwen
Per 1 mei 2024 gaat Marijke Maas – van Leeuwen, na 45 jaar werken in de ouderenpsychiatrie, met pensioen. Esther Beukers, collega van Marijke, benaderde ons om haar te interviewen en dat doen we graag. We legden een Zoomverbinding aan en spraken met Marijke over de meerwaarde van systemisch denken in de ouderenpsychiatrie.
Marijke Maas-van Leeuwen
Door Foke van Bentum
Marijke, laten we beginnen met al het moois dat jouw collega Esther Beukers over je heeft geschreven. Esther aan het woord:
‘Marijke is al 45 jaar werkzaam bij GGzE en een begrip binnen de organisatie. Ze heeft de hele geschiedenis en ontwikkeling meegemaakt van de (sociale) psychiatrie door de jaren heen. Ze heeft het systemisch gedachtegoed op charismatische wijze uitgedragen en op de kaart gezet binnen de GGzE. Dat is een hele uitdaging binnen een ggz context waarin het individualistische gedachtegoed nog steeds behoorlijk dominant is. Hierbij heeft ze vaak tegen de stroom in moeten varen. Dit is wat het team onder andere ook zo in haar waardeert. Naast dat ze een groot hart heeft voor ouderen en veel ervaring binnen de gerontopsychiatrie, heeft ze een verbindende, stabiele, standvastige op samenwerking gerichte rol in het grote team. We gaan haar dan ook erg missen als nestor binnen de ouderenpsychiatrie en in het team als collega systeemtherapeut en ruggensteun'.
Marijke, hoe is het voor jou om dit te horen?
Ik ben er vereerd mee. Ik ben ook heel blij dat het systemisch denken binnen GGzE zo op de kaart is gekomen. Ik ga met een gerust hart naar de zijlijn. Wel ben ik van plan nog betrokken te blijven, je kinderen blijf je tenslotte ook volgen als ze de deur uit zijn. Het is mijn familie, zo voel ik dat. Voor mij is nu de tijd gekomen wat afstand te nemen en meer beschouwend te worden. Zo beschouw ik mijn levensfase nu ook. Jongeren mogen meer de kar gaan trekken. De laatste jaren heb ik die kartrekkersrol steeds meer losgelaten. Ik ben heel blij met de collega’s die dit zo bevlogen van me overnemen.
Kun je iets vertellen over het begin van jouw loopbaan in de psychiatrie?
In 1979 ben ik begonnen, opgeleid met het gedachtegoed van Gregory Bateson en Carl Rogers, met begrippen als empathie en het belang van de context. Ik ben begonnen als maatschappelijk werker bij de Rijks Psychiatrische Inrichting (RPI), dat was echt een oude gesloten inrichting, een ‘gesticht’. In die tijd was er nog niet veel aan behandeling, het was meer ‘bewaren en verzorgen’ van mensen met psychiatrische kwetsbaarheid. Er woonden zo’n 1.000 mensen, mannen en vrouwen apart. De eerste behandelplannen werden opgesteld. Het was heel boeiend/ uitdagend om daaraan mee te mogen werken. Vanuit mijn positie vond ik de samenwerking met families erg belangrijk. Dat werd mijn ingang. En idealistisch vond ik dat de muur rond de inrichting moest verdwijnen en dat de beeldvorming rondom ouderen positiever moest worden. Toen heb ik al heel wat tegen de stroom in moeten roeien, omdat men dat toch wel bedreigend vond. Het was een terrein met mensen die daar soms al dertig of veertig jaar verbleven. Die werden ooit eens opgenomen vanwege een psychose of landloperij. Het werd een soort dorp, men kreeg er eigen taken, zoals in de keuken werken of op het landgoed. Mensen waren dusdanig gehospitaliseerd dat ze geen eigen identiteit hadden. Je moest maar een jurk pakken van het rek met jurken, iedereen moest hetzelfde aan. Als jonge vrouw werd ik geraakt en nieuwgierig over de verhalen van patiënten, met verontwaardiging over hun leefsituatie en gebrek aan privacy. Dat motiveerde mij om mee te werken aan verbetering daarvan.
Hoe werd daarop gereageerd door patiënten en zorgverleners?
Ik stelde vooral geïnteresseerde vragen, vanuit de houding van niet-weten. We hebben het over 1979, ik was 21 jaar. Mijn psychiatrische opleiding begon daar. Ik was vooral opgeleid met antipsychiatrie vanuit het Italiaanse model. ‘Vind je die jurk wel mooi die je hier aan moet?’ was een voorbeeld van een vraag. De verpleging keek het met argusogen aan: wat vraagt ze nu? Het werk moest vooral op tijd af zijn. En ook het betrekken van familie, dat was lastig. Er werd gedacht: dan krijg je alleen maar buitenstaanders erbij. Dat vind ik nog steeds een prachtig motto: ‘Familie erbij betrekken’. Hoezo? Ze zijn toch al betrokken? Je moet het juist omdraaien. Zorg ervoor dat je als zorgteam wordt toegelaten tot de familie. Het is heel belangrijk om verbindend samen te werken met families, en ook om nieuwsgierig te blijven naar de drijfveren van de cliënt/systeem.
De beeldvorming ten aanzien van ouderen vond ik enorm negatief. Alsof het uitgerangeerde medeburgers waren. Ze werden gedoogd maar hadden geen rol, het was vooral afwachten in het voorportaal van de dood. Samen met een aantal eveneens bevlogen collega's hebben we een opnameafdeling voor ouderen opgezet waarbij we werkten in de triade lichaam geest en relaties. We zagen ouderen met complexe beelden zoals stemmingsproblemen bij dementie, verwardheid en angsten. Familie voelde zich machteloos in het omgaan met hun ouder of partner. Dat ouderen een eigen afdeling kregen was het begin van een emancipatorisch proces. Met een multidisciplinair team, met enthousiaste verpleegkundigen en psychologen, zijn we met elkaar gaan kijken: hoe kunnen we ouderen met al hun kwetsbaarheden zo ver krijgen dat ze weer naar huis kunnen? Welke mogelijkheden zijn er en hoe kan er samengewerkt worden? Met dit team heb ik na al die jaren nog steeds goed contact en ze komen ook op mijn afscheidsreceptie! Eind jaren 90 zijn we begonnen met een deeltijdbehandeling voor ouderen, opgezet vanuit een herstelgerichte hoopvolle visie dat ouderen wel degelijk behandelbaar zijn.
Wat was jouw drijfveer om die beeldvorming te veranderen?
Ik heb zelf een heel positieve overdracht naar ouderen. Ik heb leuke oma’s gehad en een leuke opa. Ze zaten vol met verhalen, ook over de oorlog hoe ze alles overleefd hebben. Toen ik in de psychiatrie begon, was ik erover verbaasd dat mensen totaal niet gezien werden in wie ze eigenlijk zijn en wat ze hebben meegemaakt. De waarde van ouderen en de mogelijkheden tot behandeling werden veelal onderschat. Zowel tijdens mijn opleiding tot maatschappelijk werker, als de voortgezette opleiding, als de psychotherapie-opleiding, als de systeemtherapie-opleiding aan de Interactieacademie in Antwerpen, ben ik daar altijd mee bezig geweest. De essentie van het leven is dat je tevreden terug kunt kijken op het contact met je naasten. Daar kwam ik iedere keer op terug. De verbinding met de ander is essentieel in het welbevinden. Anders is er risico op ontstaan van depressies, angst en polarisaties. Ouderen zelf worden beïnvloed door maatschappelijke perspectieven op ouder worden. De visie uitdragen dat er wel mogelijkheden zijn qua psychotherapie bij ouderen is voor mij wezenlijk. Vanuit de samenleving horen we: ‘Op mijn leeftijd nog in therapie, heeft dat nog zin?’ Of: ‘Dat ben ik toch niet meer waard.’ Hoop doet leven; hoop op een tevreden respectvol bestaan tot het laatst toe … dat is mijn overtuiging en drijfveer.
Hoe ver zijn we met de ontwikkeling van de sociale psychiatrie en het systeemdenken daarbinnen?
Met de komst van sociale psychiatrie kwam er naast het medische denken over ziektebeelden ook aandacht voor relaties en het sociale netwerk van de patiënt. De individualisering en het ‘maakbaarheidsdenken’ hebben daarbij wel een vertragend effect. Dertig jaar geleden waren en maar weinig mensen boven de 60 jaar in behandeling bij de GGz. Er kwamen specialistische psychogeriatrische teams, vooral gericht op mensen met dementie. Langzamerhand is het behandelaanbod voor ouderen met psychische klachten verder ontwikkeld en erkend als specialisme. De negatieve vooroordelen blijven aanwezig. Angst speelt hierin mijns inziens een rol, zoals angst bij de samenleving en beleidsmakers voor ouder worden en agisme (discriminatie op grond van iemands leeftijd, red.).
In de derde levensfase, grofweg gezegd vanaf de pensionering, spelen de eerste vitaliteitsproblemen op. Rollen veranderen bij pensionering, en dat heeft impact op relaties. Rondom zo’n overgangsfase, vooral rond het 70e levensjaar, zie ik heel veel actualisaties van oude pijn. Trauma’s herleven. Je huid wordt letterlijk dunner als je ouder wordt, maar ook figuurlijk. Je kunt minder hebben, de draagkracht neemt in die zin af. De wijsheid en de mildheid nemen vaak toe. Rond het 70e levensjaar zijn er veel mensen die gebaat zijn bij psychotherapie. Om zich te verhouden tot dat oude zeer en zingevingsvragen bij vitaliteitsverlies. Systeemtherapie vormt dan een wezenlijk onderdeel van de behandeling naast mogelijk individuele psychologische behandeling en farmacotherapie.
Ook zie ik veel mensen in de vierde levensfase, vanaf 75-80 jaar, die aan het einde van hun welbestede leven paniek of stemmingswisselingen ervaren. Wat ik daarbij zie is dat oudere echtparen die al vele jaren samen zijn, in elkaars spiegel kijken en daarbij de eigen teloorgang zien. Het bespreekbaar maken van gedachten en het verbreden van het eigen verhaal ten opzichte van elkaar is dan een heel mooie taak als systeemtherapeut. Je wordt een respectvolle wetende getuige, zodat mensen zich erkend voelen en daarmee tevreden worden over hun leven in plaats van angstig voor de korte tijd die ze nog hebben. Alfons van Steenwegen heeft er mooie boeken over geschreven. Ik kijk graag met mensen wat er onder de gevoelens zit en waar ze werkelijk naar verlangen, en daarbij streef ik ernaar vanzelfsprekendheden in het ‘denken voor elkaar’ op te heffen. Dat is een voedingsbodem voor depressie want dit leidt tot isolement binnen relaties. Ik word telkens geraakt als ik weer beweging zie in de relatie of als ouderen meer hulp durven toe te laten, zoals de stap die men heeft gezet om een dochter te vragen boodschappen voor hen te gaan doen. Of toch besluiten te gaan verhuizen. Er ontstaat mildheid en liefde wordt gevoeld door iets te doen.
Hoe werk je met dementie?
Lange tijd waren de psychogeriatrische diensten de eerste teams binnen de ambulante ouderenpsychiatrie. Ondertussen zijn er specialistische centra voor geronto- en neuropsychiatrie en is de screening voor mensen met dementie overgegaan naar de v&v sector en geheugenpoli's. Vanaf 1996 zijn de Alzheimercafés ontstaan, die ik mede heb mogen opzetten in regio Zuidoost-Brabant, en ik ben nog steeds trainer voor Alzheimer Nederland. Ik was op zoek naar een helpende/systemische manier om naar dementie te kijken.
Om het gedrag te begrijpen ben ik in contact gekomen met Bère Miesen, een gerontopsycholoog. Hij bekijkt dementie vanuit hechtingsgedrag (Bowlby) en beschouwt het proces van dementie als een psychotrauma voor een hele familie en de maatschappij. Het café is zowel voor de patiënten als de familie, waarbij het samen verwerken, lotgenotencontact en informatie over het ziektebeeld houvast biedt. Het is taboedoorbrekend om over gevoelige onderwerpen te spreken en het werkt emancipatorisch door samen te werken met families en mensen met dementie. Vanuit psychotrauma is het essentieel dat mensen hun ervaringen kunnen delen om ermee om te kunnen gaan. Men leert het gedrag te begrijpen binnen de context van de dementie en dat geeft houvast. Het is heel belangrijk om het ziektebeeld daarbij te erkennen want dat is ernstig. Aanklampgedrag, paniekreacties, zaken steeds herhalen, een depressieve stemming, het heeft allemaal te maken met de reactie op het ziektebeeld in de vorm van hechtingsgedrag bij psychotrauma. Ik help mensen zich ertoe te verhouden, samen met hun relaties. Je ziet dikwijls dat de gezinsleden (kinderen) bij stress in de rol schieten die ze vroeger ook innamen in het gezin. Ik vind het heel boeiend om daar met volwassen kinderen en hun ouders over in gesprek te gaan, om hen te sterken in hun handelen door zicht te krijgen op hun emoties en rollen. Welke hulp is nodig, wie doet wat? Interessant daarbij is ook de achtergrond van mensen. Culturele verschillen maken de omgangsvormen.
Naast het Alzheimercafé heb ik de cursus ‘Help me even herinneren’ opgezet. Paren krijgen handvatten aangereikt die hen helpen om te gaan met het ziektebeeld en hun veranderende relatie. Naast psycho-educatie spreken we over de veranderingen in interactie en relatie: van een wederkerige relatie wordt het een zorgrelatie. De emotionele lading die dit impliceert wordt besproken en ervaringen worden gedeeld. Iedere keer weer zie ik hoe vindingrijk en veerkrachtig mensen zijn! De uitdaging daarbij is bijvoorbeeld: hoe zet je hulp in en wat houdt je tegen om hulp in te schakelen?